Op 20 juni 2022 19:18:05 schreef Frederick E. Terman:
Voilà, daar komen we er.
Je hebt alleen wel nog wat grof afgerond. Als je 4,757 afrondt tot 4,8, dan heeft het niet zoveel zin meer daar nog 0,007 bij op te tellen. Je rekent daarom best met wat meer decimalen; afronden kan aan het einde altijd nog.
Probeer nog eens of je bij 49 mA ook echt 5,100 V krijgt over de zener.
Voor de rest echter lijkt alles te kloppen. De tabel:
Uin 8 I(Z) U(Ri) Uz U(R) I(R) I(RL) RL
R 22 0.001 0.007 4.764 3.236 0.147 0.146 32.6
Ui(Z) 4.757 0.049 0.343 5.100 2.900 0.132 0.083 61.6
Zz 7 0.070 0.490 5.247 2.753 0.125 0.055 95.2
De benadering van de zener door een combinatie van spanningsbron en weerstand is, hoewel eenvoudig, lang niet slecht. Voor een echte zener van dat type komt er - in het werkingsgebied van de vraag - praktisch hetzelfde uit.
In een grafiek zou je dit krijgen (klik= groter):
[bijlage]
Jeetje, Dankjewel voor de vele hulp en moeite die u hierin stopt.
Ik heb alles opnieuw berekend en zonder afrondingen komt het inderdaad precies overeen met de uitkomst van het boek.
Bedoelt u met het controleren of ik mij 49mA echt een zenerspanning van 5,1V uitkom, dat ik dit moet berekenen door 49 mA * 0,7 ohm = 0,343 V te doen, en dat op te tellen bij de inwendige zenerspanning van 4,757V, want dan kom ik inderdaad op 5,1V uit. Of is er nog een andere manier om dit te controleren zonder de inwendige zenerspanning in rekening te brengen?

