Eénfazige motoren hebben meestal een hoofdwikkeling en een startwikkeling.
Als je beide wikkelingen binnen een stator op de correcte manier positioneert, kan je met behulp van een condensator een magnetischt draaiveld opwekken in de stator, waardoor het anker uit zichzelf kan aanlopen.
Wil je de draaizin van het draaiveld omkeren, zal je de stroom door de hoofdwikkeling (U1-U2) of de stroom door de startwikkeling (Z1-Z2) moeten omkeren. In praktijk wil dit zeggen de twee draden U1 en U2 onderling omwisselen. Uiteraard mag je ook Z1 en Z2 onderling omwisselen.
Om het verschil tussen de hoofwikkeling en de startwikkeling te weten, kan je best de weerstand van beide wikkelingen opmeten. De hoofdwikkeling (U1-U2) waardoor de eigenlijke arbeidsstroom loopt is uitgevoerd met dikke koperdraad en heeft daardoor een lage ohmse weerstand. (richtwaarde 1 à 5 ohm).
De startwikkeling (Z1-Z2) wordt meestal uitgevoerd met dunnere koperdraad en heeft dus een hogere ohmse weerstand (richtwaarde 5 à 20 ohm).
Dus om het verschil tussen hoofd en start wikkeling te bepalen moet je op zoek gaan naar een ohm meter die redelijk lage weerstandswaarde kan meten.
Er zijn nu twee speciale gevallen.
1) Soms wordt een motor speciaal ontworpen voor één bepaalde toepassing. Denk aan een horizontale transportband. Als de transportband linksom of rechtsom draait, in beide gevallen is de belasting van de motor gelijk. In zulke toepassingen kan men een wikkeling maken waarbij de startwikkeling en de hoofdwikkeling dezelfde dikte van koperdraad en hetzelfde aantal windingen hebben. Het omkeren van de draaizin gaat dan eenvoudig zoals weergegeven op jou eerste schema.
Dus de voedingspanning over de condensator omwisselen.
Uiteraard ga je voor dit soort motoren éénzelfde weerstandswaarde meten voor motor en hulp wikkeling.
In praktijk ga je dan ook zien dat uit dit type motor slechts drie draden komen.
2) Een ander vaak voorkomend motor ontwerp is een toepassing waarbij de constructeur weet dat de motor steeds in één richting draait. Vb een motor voor een compressor.
Omdat het omkeren van de wikkeling dan toch nooit voorkomt, gaat men de startwikkeling en de hoofdwikkeling inwendig in de motor reeds elektrisch met elkaar verbinden.
Uit dit type motor komen dan ook slechts drie draden, (meestal genummerd U1, U2, Z)
Deze motor kan je niet in omgekeerde richting laten draaien, omdat je dan de startwikkeling (met dunnere koperdraden) zou gaan belasten met de arbeidsstroom die normaal door de dikkere hoofdwikkeling loopt. Het gevolg is dat de hulpwikkeling gaat opwarmen (Ri²) en doorbranden.
Toch nog twee randopmerkingen.
a) Vermoedelijk is de motor in jou toepassing een takel om iets op te heffen. Dan weet je dat het omhoog heffen veel meer belastingskoppel nodig heeft dan iets omlaag laten gaan. (tja de zwaartekracht helpt je een beetje). Mogelijk heeft de constructeur er dan toch voor gekozen om de motor uit te voeren zoals hierboven onder punt 2) met in zijn achterhoofd dat in geval van neerwaartse beweging er toch slechts een zeer laag koppel nodig is en er een beperkte stroom gaat lopen.
Mogelijks kan de motor dan toch in twee draairichtingen gebruikt worden.
b) Het opwarmen van een motor duurt (afhankelijk van de stroom) enige tijd. Indien je weet dat je motor slechts enkele seconden moet draaien en dan uren kan afkoelen, zou je bovenstaande raadgevingen naast je kunnen leggen en de motor toch toepassen. Tja, dit is dan, in praktijk, een kwestie van afwegen, uittesten en temperaturen meten.