Als je een DC-stroom de ene kant op definieert, en hij loopt ook echt die kant op, dan heet dat bij DC 'plus'. En anders is hij 'min'.
Draai je het pijltje om ('de stroom loopt daar toch terug!'), dan wordt het natuurlijk weer 'plus'. IK vind dat niet handig, maar het kan.
Bij wisselstroom kan de stroom allerlei fasen hebben. We kiezen één bepaalde stroom (of spanning) als referentiefase; die noemen we dan fase nul graden.
Zou je nu bij een enkelfasige AC-voeding van bijv. een 230V-lamp, je stroomtang eerst om de zwarte, en dan om de blauwe draad doen, dan zou je - als de stroomtang fase kon aanduiden! - zien dat de stroom door de blauwe 'retour'-draad 180 graden fase heeft.
Je kunt natuurlijk de retourstroom andersom definiëren, maar dan moet je de stroomtang (of stroomtrafo) dus andersom aanleggen. Dan meet je weer nul graden, maar je definitie is nu andersom.
Bij meer fasen wordt het nóg verwarrender. Het probleem in begrip ontstaat meestal doordat wél van één referentiefase wordt uitgegaan (correct), maar dat men dan tóch de pijltjes van sommige stromen andersom gaat tekenen (niet correct; althans, niet passend bij de referentie). En dan klopt het niet meer met elkaar.
Voor mij is het het gemakkelijkst, gewoon álles als 'naar de verbruiker' te definiëren. De som van alle stromen (fase+nul bij enkelfase, of L1, L2, L3, N bij driefasen) wordt dan altijd precies nul.
In vectoren wordt het dan dus gewoon: wélke pijl moet ik hieraan toevoegen zodat ik weer in het nulpunt uitkom? Liniaal en gradenboog geven het antwoord.
--
Op zaterdag 14 september 2024 22:45:50 schreef douwebakker:
L2 komt dan op 120 en L3 op 240 graden.
Nee. L2 loopt 120 graden áchter op L1, niet voor. En L3 loopt 240 graden áchter.
Zou je hier werkelijk mee moeten rekenen, dan moet je dus ook echt voor L2 −120 graden aanhouden, en voor L3 −240.